Spades! In het terpengebied zijn verschillende vondsten gedaan van spades, namelijk in Oostrum (Fr.) en Joeswerd (Gr.), en mogelijk ook uit Ezinge (Gr.). Kenmerkend voor deze werktuigen is dat zij gemaakt zijn uit één stuk eikenhout en een rechthoekig, licht taps-toelopend blad hebben. Deze laatste eigenschap is kenmerkend voor de spade: in tegenstelling tot een schep – die gebruikt wordt om te scheppen, dient een spade om te spitten. Het rechte, rechthoekige blad was om deze reden uitermate geschikt voor het steken van zoden en turf. Mogelijk werden de spades ook gebruikt voor het graven van sloten, het opwerpen van verdedigingswerken zoals ringwalburgen of landweren (een aarden wal met een met doornenhagen begroeide greppel) en later, het opwerpen van dijken. De originele spades zijn te bewonderen in de online collecties van het Fries Museum en het Groninger Museum.
Sommige (vroeg)middeleeuwse spades of scheppen waren voorzien van een ijzeren voet die aan het houten blad bevestigd kon worden. Voetijzers vergemakkelijkte het steken of graven in hardere grondsoorten en verhoogde de duurzaamheid van de spade. Vondsten van voetijzers zijn uit vroegmiddeleeuws Frisia echter niet bekend of herkend als zodanig. Voorbeelden van dergelijke spades met voetijzers worden wel afgebeeld op het tapijt van Bayeux uit de elfde eeuw (zie foto). Hieruit blijkt overigens dat spades mogelijk ook als geïmproviseerde wapens dienst deden. Dit wordt bevestigd door een passage uit o.a. Het Fivelgoër Recht, een optekening van Fries recht uit de vijftiende eeuw dat teruggaat op de negende eeuw:
Tha kas Magnus thene fifta kere, thet se nene herefert nelde farra fara than aster to there Wisere and wester to tha Fli, vp mitha flod an vt mitha ebbe, thruch thet, thet se hudat (thene ower) deis ande nachtis withen nordischa kening and with thene wilda witzend and thene deikisflod mith fif wepnum: mith swerde, mith schelde, mith spada, mith forka and mith ettegris orde. (Fivelgoër Recht in: IJssennagger, Central because liminal 2017, 121).
Toen koos Magnus de vijfde keur, dat ze niet op heervaart (dienstplicht) hoefde te gaan verder oost dan de Wezer en west dan de Vlie, landinwaarts met vloed en uitwaarts met eb, omdat ze hun oevers bij zowel dag als nacht moeten behoeden voor de Noordse koning en de wilde Viking en de dagelijkse vloed met vijf wapens: met het zwaard, met het schild, met de spade, met de vork en met de speerpunt. (Vert. van auteur).
In navolging van het bericht over de veenontginningen besloten wij een replica te maken van de spade van Oostrum. Wij hebben ervoor gekozen om dit exemplaar zonder voetijzer te maken, gelijkend aan het origineel. Het leek ons toepasselijk om onze reconstructie tegen een hoogveenlandschap af te beelden. In de reconstructie is ook een mand met gedroogd turf toegevoegd, wat een verwijzing is naar de brandstof die in de afbeelding gewonnen wordt.
Bronnen en verder lezen:
- Fordham University – Medieval London Objects: Spade, https://medievallondon.ace.fordham.edu/exhibits/show/medieval-objects-4/spade (2017).
- IJssennagger, N., Central because Liminal. Frisia and Viking age North Sea world (Groningen 2017) 121-122.
- Schepers, M., en P. Vos, ‘Welvarend wonen op een kwelder’ in: M. Stoter en D. Spiekhout, Wij Vikingen. Friezen en Vikingen in het kustgebied van de Lage Landen (Leeuwarden 2019) 52-53.
Fries Museum collectie:
Groninger Museum collectie:
Reactie plaatsen
Reacties